ECLI:NL:CRVB:2006:AV2568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel opgelegd aan een WW-uitkeringsgerechtigde wegens onvoldoende sollicitatie-inspanningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin een maatregel is opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De maatregel bestond uit een korting van 20% op de WW-uitkering van appellante gedurende 16 weken, omdat zij in onvoldoende mate had getracht passende arbeid te verkrijgen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 november 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. de Kluiver. Gedaagde werd vertegenwoordigd door G.M. Folkers-Hooijmans van het UWV.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante, na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, op de hoogte was gesteld van haar sollicitatieverplichtingen. Ondanks deze verplichtingen heeft zij geen enkele sollicitatie ondernomen sinds zij op de hoogte was van haar werkloosheid. De rechtbank had eerder het besluit van het UWV om de maatregel op te leggen, vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten.
De Raad oordeelt dat appellante in onvoldoende mate heeft getracht passende arbeid te verkrijgen en dat de opgelegde maatregel van 20% korting op haar uitkering gerechtvaardigd is. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en stelt dat appellante niet is ontslagen van haar sollicitatieverplichtingen, ondanks de trage besluitvorming van het UWV. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 4 januari 2006.