ECLI:NL:CRVB:2006:AV1068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- J.Th. Wolleswinkel
- J.L.P.G. van Thiel
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke ontheffing van ambtenaar uit functie wegens onvoldoende functioneren
In deze zaak gaat het om de tijdelijke ontheffing van een ambtenaar, appellant, uit zijn functie als bureauhoofd van de sector [naam sector] van de gemeente Haarlem. Appellant was sinds 1 februari 2000 in dienst en had in het verleden voldoende beoordelingen ontvangen. Echter, in de periode van februari 2002 tot april 2003 werd zijn functioneren als onvoldoende beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die zijn beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De rechtbank had geoordeeld dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, gedaagde, terecht had besloten appellant tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen. Dit besluit was gebaseerd op artikel 14:1:10 van het Ambtenarenreglement 1995, dat gedaagde de bevoegdheid geeft om een ambtenaar tijdelijk niet tot zijn functie behorende werkzaamheden te laten verrichten indien dit in het belang van de dienst noodzakelijk is. Appellant voerde aan dat de tijdelijke ontheffing ingrijpend was en niet nodig, aangezien zijn functioneren in eerdere perioden als voldoende was beoordeeld.
Gedaagde stelde echter dat appellant niet in zijn functie kon worden gehandhaafd, vooral vanwege een reorganisatie binnen de sector en zijn gebrekkige sociale vaardigheden en aansturing van medewerkers. De Raad overweegt dat, hoewel appellant in 2000 een voldoende beoordeling kreeg, latere gedingstukken een minder gunstig beeld van zijn functioneren schetsen. De Raad concludeert dat gedaagde in redelijkheid tot de tijdelijke ontheffing heeft kunnen besluiten, en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.