ECLI:NL:CRVB:2006:AV1060

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2807 NABW + 04/5755 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen, die op 19 mei 2004 en 19 oktober 2004 zijn gedaan. De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk ongegrond verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor incassokosten en voor kosten in verband met de ontbinding van een huurcontract, maar deze aanvragen werden afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de afwijzing van de aanvragen terecht was. De Raad oordeelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening zoals vastgelegd in artikel 15 van de Algemene bijstandswet (Abw). Dit artikel stelt dat iemand die bijstand vraagt voor het aflossen van een schuldenlast, niet in aanmerking komt voor bijstand als hij over voldoende middelen beschikt om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De aangevallen uitspraken van de rechtbank werden dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2807 NABW
04/5755 NABW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 19 mei 2004, reg.nr. 04/91 NABW en 19 oktober 2004, reg.nr. 04/581 NABW.
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
Hierna heeft appellant nog een aantal stukken ingediend.
De gedingen zijn – tezamen met de gedingen in de zaken met reg.nrs. 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123, 04/4625 NABW – gevoegd behandeld ter zitting van 6 december 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaken met reg.nrs. 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123,04/4625 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 21 juli 2003 bijzondere bijstand aangevraagd voor incassokosten tot een bedrag van € 85,24 in verband met de invordering van een schuld aan [naam winkel]. Deze aanvraag is bij besluit van 11 september 2003 afgewezen.
Op 17 november 2003 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten die verband houden met de ontbinding van het huurcontract van een woning te [Z. ] tot een bedrag van € 6.000,--. Bij besluit van 8 december 2003 is deze aanvraag afgewezen.
Bij besluiten van 19 januari 2004 en 22 april 2004 heeft gedaagde de bezwaren tegen de besluiten van 11 september 2003 en 8 december 2003 afgewezen. Deze besluiten berusten op toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van 19 januari 2004 en 22 april 2004 ongegrond verklaard.
De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding gevonden de aangevallen uitspraken voor onjuist te houden. Daartoe overweegt hij het volgende.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Abw wordt degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, niet geacht te verkeren in omstandigheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Abw. In het tweede lid, onderdeel b, van artikel 15 van de Abw is de mogelijkheid opgenomen om in afwijking van het eerste lid bijzondere bijstand te verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a van dat lid genoemde mogelijkheden geen uitkomst biedt.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat artikel 15, eerste lid, van de Abw zich verzet tegen bijstandsverlening voor de betreffende kosten. In hetgeen door appellant is aangevoerd ziet ook de Raad geen grond aan te nemen dat in het geval van appellant sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 15, tweede lid, onder b, van de Abw.
De aangevallen uitspraken komen derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gewezen door mr. H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) P.E. Broekman.