ECLI:NL:CRVB:2005:AU9667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens niet voldoen aan referte-eis
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn aanvraag voor een WW-uitkering was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 december 2005 uitspraak gedaan. Appellant, geboren in 1972, was tijdelijk werkzaam als beleidsmedewerker bij de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel. Na beëindiging van zijn werkzaamheden op 1 september 2003, heeft zijn werkgever nog tot 17 september 2003 salaris doorbetaald. Appellant heeft zich op 6 november 2003 ingeschreven als werkzoekende en op 18 december 2003 een WW-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag werd op 1 januari 2004 afgewezen omdat appellant niet beschikbaar was voor arbeid. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft later vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de referte-eis van de Werkloosheidswet, die vereist dat men in de 39 weken voorafgaand aan de werkloosheid ten minste 26 weken als werknemer heeft gewerkt.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WW-uitkering, omdat hij niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Tevens werd er geen aanleiding gezien om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit van 6 september 2004 in stand kon blijven, omdat appellant geen gronden had aangevoerd die de conclusie rechtvaardigden dat het besluit in strijd was met de wet of rechtsbeginselen. De Raad wees ook op een eerder verzoek van appellant om schadevergoeding dat door gedaagde was afgewezen, waartegen appellant geen rechtsmiddelen had aangewend. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de referte-eisen voor het verkrijgen van een WW-uitkering.