ECLI:NL:CRVB:2005:AU9126

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5917 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering wegens niet tijdig inleveren informatieformulier

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 9 april 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Venlo heeft op 6 februari 2004 het recht op bijstand van appellant opgeschort omdat hij het vereiste informatieformulier niet tijdig had ingeleverd. Appellant werd verzocht het formulier vóór 16 februari 2004 in te leveren, maar dit is niet gebeurd. Op 18 februari 2004 heeft de gemeente het recht op bijstand van appellant ingetrokken, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 november 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de gemeente werd vertegenwoordigd door C.W.M.G. Volleberg. De Raad heeft vastgesteld dat appellant het informatieformulier niet vóór de gestelde termijn heeft ingeleverd, ondanks dat hij op de gevolgen hiervan was gewezen. De Raad oordeelt dat het verzuim aan appellant kan worden toegerekend, ook al heeft hij aangegeven problemen te hebben met de Nederlandse taal en geestelijke gezondheidsproblemen. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van appellant is om hulp in te schakelen bij taalproblemen.

De Raad concludeert dat de gemeente rechtmatig heeft gehandeld door de bijstandsuitkering in te trekken, omdat aan de voorwaarden van artikel 54, vierde lid, van de WWB is voldaan. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 27 december 2005.

Uitspraak

04/5917 WWB
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft B.H.F.M. de Boer hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
21 oktober 2004, reg.nr. 04/526 WWB.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 15 november 2005, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door C.W.M.G. Volleberg, werkzaam bij de gemeente Venlo.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontving sedert 9 april 2003 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
Bij besluit van 6 februari 2004 heeft gedaagde het recht op bijstand van appellant met ingang van 1 januari 2004 opgeschort op de grond dat appellant het informatieformulier over de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2004 (verder: het informatieformulier) niet op 2 februari 2004 bij gedaagde heeft ingeleverd. Gedaagde heeft daarbij tevens meegedeeld dat het recht op bijstand met ingang van 1 januari 2004 wordt beëindigd indien het informatieformulier niet vóór 16 februari 2004 is ingeleverd.
Bij besluit van 18 februari 2004 heeft gedaagde het recht op bijstand van appellant met ingang van 1 januari 2004 ingetrokken.
Bij besluit 27 april 2004 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 18 februari 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 april 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt allereerst vast dat tegen het opschortingsbesluit van 6 februari 2004 geen rechtsmiddel is aangewend, zodat dit thans in rechte vast staat.
Het besluit tot intrekking is gebaseerd op artikel 54, vierde lid, van de WWB. Dit artikellid bepaalt dat, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Vaststaat dat appellant het informatieformulier niet vóór 16 februari 2004 heeft ingeleverd, hoewel hij er uitdrukkelijk op gewezen is dat dit zal leiden tot beëindiging van het recht op bijstand. Dit verzuim is appellant aan te rekenen. Dat appellant, zoals hij stelt, problemen heeft met de Nederlandse taal staat daar niet aan in de weg. Het ligt op de weg van appellant bij taalproblemen hulp van derden in te roepen. In dit verband merkt de Raad op dat de vader van appellant tot januari 2004 de informatieformulieren voor zijn zoon invulde. Ook de grief dat appellant niet in de gelegenheid is geweest het informatie- formulier vóór 16 februari 2004 in te leveren vanwege zijn geestelijke toestand, slaagt naar het oordeel van de Raad niet. Weliswaar kan uit de gedingstukken worden afgeleid dat appellant behept is met het ADHD-syndroom, maar niet is gebleken dat dit syndroom hem heeft verhinderd het informatieformulier vóór 16 februari 2004 in te leveren.
Met het voorgaande is gegeven dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB is voldaan. Gemachtigde van gedaagde heeft ter zitting aangegeven dat gedaagde van zijn bevoegdheid om het recht op bijstand met ingang van 1 januari 2004 in te trekken gebruik heeft gemaakt omdat als gevolg van het ontbreken van het informatie- formulier het recht op bijstand vanaf 1 januari 2004 niet kan worden vastgesteld en zich geen bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan van intrekking zou moeten worden afgezien. De Raad ziet geen grond te oordelen dat gedaagde niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking van het recht op bijstand gebruik heeft kunnen maken.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. A.B.J. van der Ham als voorzitter en mr. R.H.M. Roelofs en mr. J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 december 2005.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) R.C. Visser.