ECLI:NL:CRVB:2005:AU8271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekeringsstatus van appellant in het kader van de werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant, die sinds 1 juli 1997 werkzaam is voor [naam BV 1], terecht niet meer verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellant en [naam BV 1], mede vanwege de familieverhoudingen. Appellant betwist deze conclusie en stelt dat er wel degelijk een gezagsrelatie bestond.
De Raad overweegt dat de beoordeling van de verzekeringsstatus van appellant aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) dient te geschieden. Appellant heeft een arbeidsovereenkomst met [naam BV 1] die op 1 juli 2002 is ingegaan, maar gedaagde heeft in een besluit van 4 december 2001 al meegedeeld dat appellant niet meer verzekerd is. Dit besluit is door appellant niet tijdig aangevochten, waardoor het in rechte onaantastbaar is geworden. De Raad concludeert dat gedaagde terecht heeft geweigerd de betalingsverplichtingen van [naam BV 1] over te nemen, omdat appellant niet als werknemer in de zin van de WW kan worden aangemerkt.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar verklaart het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,--. De Raad oordeelt dat er geen gezagsverhouding bestaat tussen appellant en [naam BV 1], en dat appellant daarom niet verzekerd is voor de WW. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, maar het bestreden besluit blijft in stand.