ECLI:NL:CRVB:2005:AU8235

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/9 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig voldoen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante had eerder, op 10 mei 2005, een niet-ontvankelijk verklaring ontvangen omdat zij het griffierecht niet tijdig had voldaan. De Raad had vastgesteld dat de gemachtigde van de opposante op de verschuldigdheid van het griffierecht was gewezen en dat dit griffierecht op 29 maart 2005, na de gestelde termijn, was bijgeschreven. De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar tijdens de zitting op 2 november 2005 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat, volgens artikel 22 van de Beroepswet, het griffierecht tijdig moest worden voldaan en dat het niet tijdig voldoen leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, tenzij er omstandigheden zijn die aantonen dat de indiener niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van de opposante heeft in het verzet geen nieuwe argumenten aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de opposante niet in verzuim was. De Raad heeft geen omstandigheden kunnen vaststellen die erop wijzen dat de opposante niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/9 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens opposante heeft mr. J.W.F. Menick, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 24 november 2004
(reg. nr. AWB 03/2503 WAO) tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 10 mei 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 2 november 2005, waar partijen - zoals tevoren was bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 22, tweede lid, onder a, van de Beroepswet (Bw) is de indiener van een beroepschrift een griffierecht verschuldigd van € 102,--.
De gemachtigde van opposante is op de verschuldigdheid daarvan door de griffier gewezen bij brieven van 26 januari 2005 en 16 februari 2005. Bij laatstgenoemde aangetekend verzonden brief is de gemachtigde van opposante meegedeeld dat het verschuldigde recht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie te zijn gestort en dat bij overschrijding van de genoemde termijn ermee rekening moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het griffierecht is op 29 maart 2005, derhalve na ommekomst van de hiervoor gestelde termijn, op de rekening van de Raad bijgeschreven.
Gelet op het bepaalde in artikel 22, vierde lid, van de Bw wordt, indien het griffierecht niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
Door de gemachtigde van opposante is in verzet niets aangevoerd op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest.
De Raad is niet gebleken van enige omstandigheid waardoor opposante niet in staat zou zijn geweest het griffierecht tijdig te voldoen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak van de Raad van
10 mei 2005 derhalve in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) A. van Netten.
MR