ECLI:NL:CRVB:2005:AU8234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellante door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante werd op 18 februari 2003 geïnformeerd dat zij niet langer als ziek werd beschouwd en dat zij vanaf 17 februari 2003 geen recht meer had op ziekengeld. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 8 april 2003, heeft de rechtbank Arnhem op 17 februari 2004 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft hierop hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvullende gronden heeft aangevoerd.
Tijdens de zitting op 2 november 2005 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij appellante aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. J. H. Nuijens. De centrale vraag was of de beslissing van gedaagde om geen ziekengeld meer toe te kennen terecht was. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante haar stellingen niet had onderbouwd met medische bewijsstukken die de zorgvuldigheid van de onderzoeken door de verzekeringsartsen in twijfel trokken. Hierdoor zag de Raad geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals door appellante was verzocht.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Bruning, in aanwezigheid van griffier mr. A. van Netten, op 14 december 2005.