ECLI:NL:CRVB:2005:AU7311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- C. van Viegen
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering vanwege het vermogen van betrokkene
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellant, die bijstand ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder de besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam had bevestigd. Appellant was eigenaar van een niet bewoond pand, dat uit drie woningen en een winkel bestond. Gedaagde had vastgesteld dat het vermogen van appellant, dat voortkwam uit dit pand, de bijstandsverlening in de weg stond.
De rechtbank had geoordeeld dat de waarde van het pand € 125.000,-- bedroeg, terwijl de schulden van appellant maximaal € 80.171,-- waren. Dit resulteerde in een vrij te laten vermogen van € 44.828,--, wat boven het vrij te laten vermogen volgens de Abw lag. Appellant stelde in hoger beroep dat zijn vermogen in het pand geen belemmering voor bijstandsverlening vormde, verwijzend naar een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad oordeelde echter dat dit besluit geen betekenis had in de onderhavige procedure, omdat gedaagde een eigen verantwoordelijkheid had om het vermogen van appellant te onderzoeken.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de enkele omstandigheid dat er beslag op het pand was gelegd, niet voldoende was om te concluderen dat appellant niet over het vermogen kon beschikken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.