ECLI:NL:CRVB:2005:AU6759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- C. van Viegen
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens teveel vermogen
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstandsverlening op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) wegens teveel vermogen. Appellante, die op 22 maart 2002 een aanvraag indiende, beschikte op dat moment over een rekening bij de Postbank met een saldo van € 11.147,40. De gemeente Rotterdam, als gedaagde, heeft de aanvraag op 17 juni 2002 afgewezen, omdat appellante over vermogen beschikte dat boven de geldende grens voor vrij te laten vermogen lag. Dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2005, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.M. Deiman, werd de zaak behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante haar beroepsgrond betreffende de indicatie voor de periode van intering op het vermogen niet langer handhaafde. De Raad beoordeelde of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bijstandsaanvraag van appellante terecht was afgewezen.
De Raad concludeerde dat appellante ten tijde van de aanvraag beschikte over een vermogen dat de bijstandsverlening in de weg stond. De stelling van appellante dat zij het bedrag had aangewend voor de medische kosten van haar moeder in het buitenland, werd niet onderbouwd met bewijsstukken. De Raad oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat zij niet over haar vermogen kon beschikken, ondanks haar morele verplichting om bij te dragen aan het levensonderhoud van haar moeder.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanvraag om bijstandsverlening terecht was afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.