ECLI:NL:CRVB:2005:AU6615
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J.P. Grauss
- C.P.J. Goorden
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering en de noodzaak van voldoende onderzoek door het uitvoeringsorgaan
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan gedaagde door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Gedaagde had van 25 juni 2003 tot 28 augustus 2003 als productiemedewerker gewerkt, maar zijn aanvraag voor een uitkering werd afgewezen omdat hij volgens het UWV geen passende arbeid had behouden. De rechtbank Arnhem had eerder geoordeeld dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar de vraag of gedaagde een passend werkaanbod had afgewezen. Dit leidde tot hoger beroep door het UWV.
Tijdens de zitting op 21 september 2005 werd het standpunt van het UWV verdedigd door A.C.M. van de Pol, terwijl gedaagde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Klinkert. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het UWV zich had moeten baseren op meer dan alleen de verklaringen van de werkgever en dat er nader onderzoek had moeten plaatsvinden naar de aangeboden arbeid. De Raad concludeerde dat de tegenstrijdige verklaringen van de medewerkers van de betrokken uitzendbedrijven niet voldoende waren om te concluderen dat gedaagde een passend aanbod had gekregen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het UWV in de proceskosten van gedaagde moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verplichting van het UWV om zorgvuldig onderzoek te doen naar de omstandigheden van de werkzoekende en de aangeboden arbeid, en dat een enkele verklaring van een werkgever niet voldoende is om een beslissing te onderbouwen.