ECLI:NL:CRVB:2005:AU5924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van uitkeringen wegens zwart werken en privaatrechtelijke aard van aanvullende uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van uitkeringen van gedaagde, die als tegelzetter werkzaam was en tegelijkertijd uitkeringen ontving. Gedaagde ontving vanaf 29 juli 1991 een (gedeeltelijke) uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en na ontslag wegens werkvermindering een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) vanaf 3 februari 1997. De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft na een strafrechtelijk onderzoek vastgesteld dat gedaagde zwart werkte en tegelijkertijd uitkeringen ontving. Dit leidde tot besluiten van 26 april 2001 om de uitkeringen te herzien en tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Gedaagde heeft hiertegen beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat gedaagde geen hoger beroep had ingesteld tegen de besluiten van de appellant, waardoor de besluitvorming met betrekking tot de terugvordering van de WAO- en WW-uitkeringen in rechte vaststond. De Raad heeft zich beperkt tot het oordeel over de terugvordering van de bovenwettelijke uitkering. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit van 18 maart 2003 inzake de terugvordering van de WW-aanvulling in stand kon blijven, maar de Raad oordeelde dat de Stichting Aanvullingsfonds WW voor het Bouwbedrijf niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt en dat de beslissing over de aanspraken van gedaagde op basis van privaatrechtelijke grondslagen berustte.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking had op de bovenwettelijke uitkering en verklaarde de rechtbank in zoverre onbevoegd. De beslissing van de appellant om de bovenwettelijke uitkering terug te vorderen ontbeert een publiekrechtelijke grondslag, waardoor de rechtbank niet bevoegd was om hierover te oordelen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 2 november 2005 gedaan.