ECLI:NL:CRVB:2005:AU5763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- S.W. van Osch-Leysma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsverplichtingen opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde onder de Algemene bijstandswet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin haar bezwaar tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar ongegrond werd verklaard. Het betreft de vraag of appellante terecht verplicht is gesteld om twintig uur per week arbeid te verrichten, zoals vastgelegd in artikel 113, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gemeente haar terecht belastbaar achtte voor deze uren, maar appellante betwistte dit en voerde aan dat zij niet in staat was om te werken, zoals bevestigd door haar arbeidsmedisch adviseur.
Tijdens de zitting op 20 september 2005 is appellante verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door R. van Gelder. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, inclusief het besluit van 18 december 2003, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit werd afgewezen. De Raad concludeert dat appellante met ingang van 16 juli 2004 volledig is ontheven van de arbeidsverplichtingen, wat de relevantie van de beoordeling van de periode daarvoor ondermijnt. Aangezien er geen schadevergoeding is gevorderd en geen maatregel is opgelegd in de relevante periode, kan de Raad niet tot een inhoudelijke beoordeling komen.
De Raad heeft uiteindelijk besloten dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang meer is voor appellante. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 november 2005.