ECLI:NL:CRVB:2005:AU5596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WAO-premiedifferentiatie en behandeling van werkgevers
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het bezwaar tegen de gedifferentieerde WAO-premie voor 2003 ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 september 2005, waarbij gedaagde niet is verschenen. De Raad constateert dat er vanaf de invoering van de gedifferentieerde WAO-premie per 1 januari 1998 een onderscheid is gemaakt tussen kleine en grote werkgevers, zowel in de minimum- als de maximumpremie. Dit onderscheid heeft geleid tot een ongelijk effect voor kleine en grote werkgevers, wat de Raad als een rechtvaardiging voor het verschil in behandeling beschouwt.
De Raad bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak wordt gehandhaafd. De Raad wijst erop dat de oorzaak van arbeidsongeschiktheid geen rol speelt bij de premiedifferentiatie, en dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de keuzes van de wetgever. Appellante heeft betoogd dat de regeling discriminerend is, maar de Raad oordeelt dat deze stelling niet houdbaar is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad concludeert dat de gedifferentieerde WAO-premie op een rechtmatige wijze is toegepast, zonder dat er sprake is van discriminatie tussen de verschillende werkgevers.