ECLI:NL:CRVB:2005:AU5596

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4063 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over WAO-premiedifferentiatie en behandeling van werkgevers

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het bezwaar tegen de gedifferentieerde WAO-premie voor 2003 ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 september 2005, waarbij gedaagde niet is verschenen. De Raad constateert dat er vanaf de invoering van de gedifferentieerde WAO-premie per 1 januari 1998 een onderscheid is gemaakt tussen kleine en grote werkgevers, zowel in de minimum- als de maximumpremie. Dit onderscheid heeft geleid tot een ongelijk effect voor kleine en grote werkgevers, wat de Raad als een rechtvaardiging voor het verschil in behandeling beschouwt.

De Raad bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak wordt gehandhaafd. De Raad wijst erop dat de oorzaak van arbeidsongeschiktheid geen rol speelt bij de premiedifferentiatie, en dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de keuzes van de wetgever. Appellante heeft betoogd dat de regeling discriminerend is, maar de Raad oordeelt dat deze stelling niet houdbaar is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad concludeert dat de gedifferentieerde WAO-premie op een rechtmatige wijze is toegepast, zonder dat er sprake is van discriminatie tussen de verschillende werkgevers.

Uitspraak

04/4063 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 juni 2004, kenmerk 03/107.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 15 september 2005, alwaar partijen -van wie gedaagde met voorafgaande mededeling- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 25 november 2002 heeft gedaagde de voor appellante voor 2003 als grote werkgever geldende hoogte van de gedifferentieerde premie voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) medegedeeld.
Bij besluit op bezwaar van 6 december 2002 (verder: het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van
25 november 2002 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij onder meer overwogen dat bij de berekening van de gedifferentieerde WAO-premie niet van belang is in hoeverre de werkgever een verwijt kan worden gemaakt ter zake van de uitgekeerde WAO-uitkeringen en voorts dat de rechtbank niet bevoegd is te oordelen over keuzes die de wetgever heeft gemaakt.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat er sprake is van een discriminerende regeling.
De Raad overweegt als volgt.
Naar vaste jurisprudentie van de Raad, zoals onder meer blijkend uit de in USZ 2003/87 gepubliceerde uitspraak van
19 december 2002 (LJN: AF4535), speelt de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid geen rol bij de premiedifferentiatie. Ook speelt geen rol de vraag of de werkgever een verwijt kan worden gemaakt van de ingetreden arbeidsongeschiktheid van de werknemer (CRvB 12 mei 2005, LJN: AT6267).
Voor zover appellante met haar stelling dat er sprake is van een discriminerende regeling doelt op de afschaffing per
1 januari 2003 van de opslag en korting voor zogeheten kleine werkgevers, overweegt de Raad dat ook die grief niet slaagt.
Allereerst wijst de Raad daarbij op het feit dat er -wat de heffing van de gedifferentieerde WAO-premie betreft- ook voor 2003 verschil in behandeling tussen kleine en grote werkgevers bestond. Vanaf de invoering van de gedifferentieerde WAO-premie per 1 januari 1998 is er, zowel wat de minimum- als de maximumpremie betreft, onderscheid gemaakt tussen grote en kleine werkgevers.
De Raad overweegt voorts dat -mede gelet op het verschil in instroom in de WAO tussen kleine en grote werkgevers- het verschil in effect van het tot 2003 bestaande systeem van premiedifferentiatie in de WAO voor kleine werkgevers onvergelijkbaar is met dat effect voor grote werkgevers. Mede om die reden is er ook altijd sprake geweest van verschil in behandeling tussen beide groepen werkgevers.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel als voorzitter en mr. R.C. Stam en mr. M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2005.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A. Kovács.