ECLI:NL:CRVB:2005:AU4238

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6474 NABW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2005 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere beslissing van 15 februari 2005. De opposant had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 12 oktober 2004. Tijdens de zitting op 21 juni 2005 was de opposant aanwezig, terwijl de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening niet noodzakelijkerwijs betrekking hoeft te hebben op de eerdere uitspraak van 12 oktober 2004. Hierdoor kon niet worden geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft daarom het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 15 februari 2005 vervalt. Het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond, en het verzoek om herziening zal te gelegener tijd ter zitting worden behandeld. De Raad heeft geen kosten vastgesteld die voor een proceskostenveroordeling in aanmerking komen.

Uitspraak

04/6474 NABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 15 februari 2005 heeft de Raad met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Awb het verzoek van opposant om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 oktober 2004, reg.nr. 03/5228 NABW, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 15 februari 2005 heeft opposant verzet gedaan.
Het geding is behandeld ter zitting van 21 juni 2005, waar opposant is verschenen en geopposeerde - met voorafgaande kennisgeving - zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Mede gelet op hetgeen opposant ter zitting heeft verklaard, stelt de Raad vast dat het verzoek om herziening van opposant niet noodzakelijkerwijs hoeft te zien op de (herzienings)uitspraak van 12 oktober 2004. Reeds om die reden is de Raad van oordeel dat niet kan worden gezegd dat dit verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
Daaruit volgt dat de uitspraak van 15 februari 2005 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het verzoek om herziening van opposant zal te gelegener tijd ter zitting worden behandeld.
Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. A.B.J. van der Ham en mr. J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Polderman-Eelderink als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.
HE/2195