ECLI:NL:CRVB:2005:AU3727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/66 NABW + 05/1251 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeente Haarlemmermeer inzake wettelijke rente

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 november 2002, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer werd behandeld. Dit besluit betrof de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank had eerder, op 11 maart 2002, geoordeeld dat de gemeente verplicht was om aan appellant wettelijke rente te vergoeden over een bedrag van f 24.000,-- (€ 10.890,73) voor de periode van 14 april 1999 tot 2 januari 2000. De gemeente had in reactie op deze uitspraak een bedrag van f 1.037,59 (€ 470,84) aan wettelijke rente vergoed, maar appellant was het niet eens met de veronderstelling dat dit bedrag in mei 2002 was betaald.

Tijdens de zitting op 5 juli 2005 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de gemeente met een besluit van 14 oktober 2003 niet volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Dit besluit verving het eerdere besluit van 23 mei 2002, waardoor appellant geen belang meer had bij zijn hoger beroep tegen de eerdere uitspraak. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar dat het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2003 gegrond was. De Raad heeft het besluit van 14 oktober 2003 vernietigd voor zover het betreft de renteschade over de hoofdsom van f 24.000,-- en heeft de totale renteschade vastgesteld op € 608,57. Tevens is bepaald dat de gemeente Haarlemmermeer het griffierecht van € 82,-- aan appellant dient te vergoeden.

Uitspraak

03/66 NABW + 05/1251 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 november 2002, reg.nr. 02-991.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 juli 2005, waar partijen - met voorafgaande kennisgeving - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat, gelet op de gedingstukken, uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij uitspraak van 11 maart 2002, reg.nr. 01-569, heeft de rechtbank Haarlem het beroep van appellant tegen gedaagdes besluit van 9 april 2001 (waarbij het bezwaar tegen het besluit van 9 augustus 2000 tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding van 28 mei 2000 ongegrond is verklaard) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en gedaagde opgedragen met inachtneming van die uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Met de - onherroepelijk geworden - uitspraak van 11 maart 2002 is in rechte komen vast te staan dat gedaagde gehouden is aan appellant over de periode van 14 april 1999 tot 2 januari 2000 de wettelijke rente over een bedrag van f 24.000,-- (€ 10.890,73) te vergoeden.
Ter uitvoering van de uitspraak van 11 maart 2002 heeft gedaagde bij besluit van 23 mei 2002 bepaald dat aan appellant een bedrag van f 1.037,59 (€ 470,84) aan wettelijke rente wordt vergoed.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling omtrent het griffierecht - het beroep van appellant tegen het besluit van 23 mei 2002 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en gedaagde opgedragen met inachtneming van die uitspraak andermaal een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft overwogen dat gedaagde de wettelijke rente verschuldigd is tot het tijdstip waarop aan alle verplichtingen is voldaan, daaronder begrepen de verplichting tot betaling van de wettelijke rente. Dit betekent dat gedaagde aan appellant niet alleen de hoofdsom van
f 24.000,-- dient te betalen (hetgeen hij op 2 januari 2000 heeft gedaan) en de wettelijke rente daarover van 14 april 1999 tot 2 januari 2000 ten bedrage van f 1.037,59, maar ook de wettelijke rente over de wettelijke rente. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak aangenomen dat gedaagde het bedrag aan wettelijke rente van f 1.037,59 over de hoofdsom in mei 2002 aan appellant heeft betaald.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voorzover de rechtbank daarbij heeft aangenomen dat gedaagde het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente over de hoofdsom in mei 2002 zou hebben betaald.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft gedaagde bij besluit van 14 oktober 2003 is besloten om aanvullend nog f 32,50 aan rente over het bedrag aan renteschade van f 1.037,59 aan appellant te vergoeden. Daarbij is ook gedaagde ervan uitgegaan dat appellant het bedrag van f 1.037,59 in mei 2002 heeft ontvangen.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt allereerst vast dat gedaagde met het besluit van 14 oktober 2003 niet geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, zodat de Raad overeenkomstig de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat besluit bij zijn beoordeling dient te betrekken.
De Raad stelt voorts vast dat het besluit van 14 oktober 2003 geheel in de plaats is getreden van het besluit van 23 mei 2002, zodat appellant geen belang meer heeft bij zijn hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak. Daaruit volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de vraag of gedaagde de hoogte van de nog te betalen renteschade bij het besluit van 14 oktober 2003 juist heeft vastgesteld overweegt de Raad als volgt.
Bij brief, met bijlagen, van 29 oktober 2003 heeft gedaagde aan appellant medegedeeld dat er in het besluit van 14 oktober 2003 ten onrechte van is uitgegaan dat het bedrag van f 1.037,59 in mei 2002 aan hem is uitbetaald en dat alsnog een bedrag van € 608,57
(f 1.341,12, zijnde f 1.037,59 plus de wettelijke rente over dat bedrag gedurende de periode van 2 januari 2000 tot 15 november 2003, ten bedrage van f 303,53) aan renteschade zal worden vergoed.
Uit het vorenstaande volgt dat het besluit van 14 oktober 2003 op een onjuiste feitelijke grondslag berust. Het beroep dat appellant geacht moet worden tegen dit besluit te hebben ingesteld moet derhalve gegrond worden verklaard en het besluit moet worden vernietigd.
De Raad ziet aanleiding om, zelf in de zaak voorziend, het besluit van 9 augustus 2000 in zoverre te herroepen en de hoogte van de totale renteschade in verband met de vertraagde uitbetaling van het bedrag van f 24.000,-- overeenkomstig de brief van gedaagde van 29 oktober 2003 vast te stellen op € 608,57. Daarbij wijst de Raad er voor de goede orde op dat blijkens het verweerschrift van gedaagde dit bedrag medio november 2003 reeds aan appellant is betaald.
Al hetgeen appellant overigens in deze procedure nog heeft aangevoerd is niet te brengen onder de reikwijdte van het thans ter beoordeling staande geschil. De Raad zal dit dan ook buiten bespreking laten.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is ten slotte niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2003 gegrond;
Vernietigt het besluit van 14 oktober 2003 voorzover het betreft de renteschade over de hoofdsom van f 24.000,--;
Herroept het besluit van 9 augustus 2000 voorzover het betreft de renteschade over de hoofdsom van f 24.000,-- en stelt die schade vast op - in totaal - € 608,57;
Bepaalt dat de gemeente Haarlemmermeer aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 82,-- vergoedt.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) S.W.H. Peeters.
RB2609