ECLI:NL:CRVB:2005:AU3068

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/579 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een hoger beroep dat door de gemachtigde van de opposante, Mr. M.C. Frissart-Kallenbach, was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 december 2004. De Raad had eerder, op 29 juni 2005, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,- niet tijdig was ontvangen. De gemachtigde van de opposante kwam echter in verzet tegen deze uitspraak, stellende dat het griffierecht wel degelijk op tijd was betaald.

De Raad heeft het verzet gegrond verklaard, na vast te stellen dat het griffierecht op 24 februari 2005 was overgemaakt en op 25 februari 2005 op de rekening van de Raad was bijgeschreven. Dit betekende dat de eerdere uitspraak van 29 juni 2005, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, niet juist was. De Raad heeft besloten dat het onderzoek in de zaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond, en heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, Mr. M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van de griffier, Mr. M.F. van Moorst, en werd openbaar uitgesproken. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid om in verzet te komen tegen beslissingen van de Raad.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/579 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Mr. M.C. Frissart-Kallenbach, advocaat te Nijmegen, heeft als gemachtigde van opposante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 20 december 2004, reg.nr. AWB 04/1436, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 29 juni 2005, welke eveneens op 29 juni 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Gemachtigde van opposante is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen.
Gelet op het hierna onder II overwogene heeft de Raad het niet nodig geacht opposante in de gelegenheid te stellen over het verzet te worden gehoord.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 29 juni 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de Raad het verschuldigde griffierecht ad € 102,- niet binnen de in de brief van de Raad van 9 maart 2005 gestelde termijn heeft ontvangen.
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 29 juni 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend.
De Raad heeft geconstateerd, zoals tevens door de gemachtigde van opposante in het verzetschrift is aangegeven, dat het verschuldigde griffierecht ad € 102,- op 24 februari 2005 is overgemaakt; het bedrag is op 25 februari 2005 tijdig op de (oude) bankrekening van de Raad bijgeschreven.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder c van de Awb gegrond te worden verklaard. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. van der Kade als voorzitter in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2005.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.F. van Moorst.
MH