ECLI:NL:CRVB:2005:AU2958

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/355 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor opleidingskosten en natuurgeneeskundige kosten

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin haar aanvragen voor bijzondere bijstand werden afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 12 juli 2005. Appellante ontving een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) en had bijzondere bijstand aangevraagd voor opleidingskosten, natuurgeneeskundige consulten, middelen en stookkosten. De gemeente Maastricht had eerder bijzondere bijstand toegekend voor reiskosten en materiaalkosten in verband met een creatieve opleiding, maar de aanvragen voor de overige kosten werden afgewezen omdat deze niet als noodzakelijk werden beschouwd.

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor de natuurgeneeskundige consulten en middelen niet onder de wettelijke ziektekostenverzekeringen vallen en daarom niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Ook de stookkosten werden afgewezen op basis van een advies van de GGD, dat stelde dat de gebruikelijke normtemperatuur volstaat en er geen medische noodzaak was voor hogere stookkosten. De Raad concludeert dat de afwijzingen van de gemeente terecht zijn, omdat de kosten niet voldoen aan de criteria voor noodzakelijke kosten zoals vastgelegd in de Abw.

Uiteindelijk heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen onjuistheid in het standpunt van de gemeente heeft kunnen vaststellen.

Uitspraak

04/355 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 december 2003, reg.nr. 03/300 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 12 juli 2005, waar appellante in persoon is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door H.M. Pluijmaeckers, werkzaam bij de gemeente Maastricht.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Met het oog op haar sociale activering is in augustus 2001 een trajectplan opgesteld in het kader waarvan appellante in België een creatieve opleiding is gaan volgen.
Op 18 december 2001 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor cursusgelden alsmede vervoers- en materiaalkosten ten bedrage van f. 2.568,76. Tevens heeft zij verzocht om bijzondere bijstand voor de kosten van nog aan te schaffen tekenmappen, hoezen, tafelezels, een boekenplank en boeken ten bedrage van in totaal
f. 1.129,15.
Voorts heeft appellante op 11 december 2001 respectievelijk 13 februari 2002 aanvragen ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van de behandeling door een natuurgeneeskundige en de door deze voorgeschreven middelen alsmede voor stookkosten.
Bij besluit van 10 oktober 2002 heeft gedaagde appellante bijzondere bijstand toegekend voor de aan de opleiding verbonden reiskosten tot een bedrag van € 206,46 en voor materiaalkosten tot een bedrag van € 117,65. De aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van natuurgeneeskundige consulten en geneesmiddelen alsmede voor extra stookkosten zijn afgewezen op de grond dat deze kosten niet als noodzakelijk zijn aan te merken.
Bij besluit op bezwaar van 24 januari 2003 heeft gedaagde de bijzondere bijstand in verband met de opleiding verhoogd met een bedrag van € 36,63 aan reiskosten en met een bedrag van € 27,23 aan materiaalkosten. De afwijzingen van bijzondere bijstand voor de kosten van natuurgeneeskundige consulten en middelen alsmede voor extra stookkosten zijn bij dat besluit gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
24 januari 2003 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich tegen die uitspraak gekeerd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij ook recht heeft op bijzondere bijstand voor het cursusgeld ten bedrage van f. 454,50 van Kumulus, centrum voor de kunst te Maastricht, voor het vak gemengde technieken, voor bij P. van Ginkel aangeschafte materialen tot een bedrag van f. 238,--, voor kosten van een excursie naar Gent, voor kosten van kopieën alsmede voor de kosten van de nog aan te schaffen materialen. Ook kan zij zich niet verenigen met de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van natuurgeneeskundige consulten en middelen alsmede voor stookkosten.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
a. Bijzondere bijstand voor opleidingskosten.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat slechts voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking komen de kosten die direct voortvloeien uit de in het kader van het trajectplan gevolgde opleiding. De Raad acht dit uitgangspunt juist.
Appellante heeft ter zitting bevestigd dat zij het vak gemengde technieken bij Kumulus heeft gevolgd voorafgaande aan het totstandkomen van het onderwerpelijke trajectplan.
Dit zo zijnde, kunnen de daaraan verbonden lesgelden niet worden aangemerkt als in het kader van het trajectplan noodzakelijke kosten. Voor verlening van bijzondere bijstand op grond van artikel 39 van de Abw is daarom geen plaats. Evenmin heeft appellante aangetoond of voldoende aannemelijk gemaakt dat de overige (opleidings)kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd, noodzakelijke kosten in de zin van artikel 39 van de Abw zijn. In dit verband wijst de Raad erop dat uit de rekening van
f. 238,-- van P. van Ginkel niet blijkt op welke data en waarvoor de kosten zijn gemaakt. De Raad tekent nog wel aan dat uit het bestreden besluit blijkt dat appellante recht heeft op bijzondere bijstand voor een liniaal ad f. 4,17 en een tekenmap ad f. 21,66, terwijl appellante stelt dat zij die bedragen niet heeft ontvangen. Gedaagde is gehouden appellante bedoelde bedragen uit te betalen.
b. Bijzondere bijstand voor de kosten van natuurgeneeskundige consulten.
De Raad stelt voorop dat voor kosten die verband houden met een medische of paramedische behandeling de Ziekenfondswet (Zfw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in beginsel als aan de Abw voorliggende, toereikende en passende voorzieningen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Abw dienen te worden beschouwd.
Vast staat dat de kosten van de consulten waarvoor bijstand wordt gevraagd, niet voor vergoeding op grond van de Zfw en de AWBZ in aanmerking komen.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Abw strekt het recht op bijstand zich evenwel evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Op grond van hetgeen bij en krachtens de Zfw en de AWBZ is bepaald gaat de Raad er van uit dat de onderhavige consulten niet tot de omvang van het verstrekkingenpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen worden gerekend omdat zij als niet noodzakelijke hulp worden beschouwd. Gelet hierop kan ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Abw voor die kosten geen bijzondere bijstand worden verleend.
Van dringende redenen als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Abw is niet gebleken zodat gedaagde niet de bevoegdheid toekwam om bijzondere bijstand te verlenen voor de hier besproken kosten.
c. Bijzondere bijstand in de kosten van natuurgeneeskundige middelen.
In aanmerking genomen dat de kosten van de natuurgeneeskundige consulten niet als noodzakelijk zijn aan te merken en mede gelet op het over de noodzaak van de kosten van deze middelen door de GGD uitgebrachte advies, is de Raad met gedaagde van oordeel dat de kosten van de door de natuurgeneeskundige voorgeschreven middelen niet worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Abw.
d. Bijzondere bijstand in stookkosten.
Aan het besluit om appellante geen bijzondere bijstand te verlenen voor stookkosten ligt een advies ten grondslag van 8 juli 2002 van M.J.A.M.M. Corsius, als arts Sociaal Medische Zorg verbonden aan de GGD Zuidelijk Zuid-Limburg. Dit advies bevat de conclusie dat voor appellante de algemeen gebruikelijke normtemperatuur volstaat en dat er geen medische redenen zijn voor een hogere temperatuur.
In het spoor van dat advies heeft gedaagde de aanvraag om bijzondere bijstand voor stookkosten van appellante afgewezen op de grond dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 39 van de Abw.
De Raad heeft geen enkel aanknopingspunt gevonden om dit standpunt van gedaagde voor onjuist te houden. Appellante zelf heeft ook niet gesteld dat het voor haar op medische gronden noodzakelijk is dat haar woning tot een hogere dan de normale temperatuur wordt verwarmd. De kosten die het verwarmen van een woning tot de gebruikelijke temperatuur met zich brengt, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit het ter beschikking staande inkomen moeten worden bestreden. Voor het verlenen van bijzondere bijstand voor die kosten is geen plaats.
Gelet op het vorenoverwogene treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. R.M. van Male als voorzitter en mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns en mr. C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken op 7 september 2005.
(get.) R.M. van Male.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink
RB2908