ECLI:NL:CRVB:2005:AU2729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ziekengeld wegens benadelingshandeling
In deze zaak gaat het om de weigering van de toekenning van ziekengeld aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 30 januari 2001 ziek meldde, werd op 6 februari 2001 op staande voet ontslagen. Het Uwv weigerde hem ziekengeld toe te kennen, omdat er sprake zou zijn van een benadelingshandeling. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank Maastricht verklaarde het beroep ongegrond. Hierop ging appellant in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. F.E.H.M. van Aken, advocaat te Geleen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat appellant geen belang meer had bij de handhaving van het hoger beroep. Dit kwam voort uit een nieuw besluit van het Uwv op 1 november 2004, waarin de aanvraag van appellant om ziekengeld werd afgewezen, omdat zijn dienstverband per 6 februari 2001 niet was beëindigd en hij recht had op doorbetaling van loon. Appellants gemachtigde had aangegeven dat het nadere besluit correct was en verzocht om een proceskostenveroordeling ten laste van het Uwv.
De Raad oordeelde dat er termen aanwezig waren om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 14 september 2005, waarbij de Raad het Uwv ook verplichtte om het betaalde griffierecht van € 109,23 aan appellant te vergoeden.