ECLI:NL:CRVB:2005:AU2726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAZ-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAZ-uitkering van appellant, die sinds 1991 zelfstandig handelaar en reparateur van mechanische muziekinstrumenten is. Appellant had in 1997 rug- en heupklachten en diende een aanvraag in voor een WAZ-uitkering, die hem met ingang van 31 mei 1998 werd toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering per 31 juli 1999 in te trekken. De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard.
De Raad heeft de zaak behandeld op zittingen in februari en juni 2005, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. U. van Ophoven. De Raad heeft deskundigenrapporten laten opstellen, waaronder een rapport van orthopedisch chirurg K. Schäffer, die concludeerde dat appellant in staat was om lichte werkzaamheden te verrichten. De deskundige vond geen duidelijke afwijkingen die de chronische pijnklachten van appellant konden verklaren en concludeerde dat appellant op de datum in geding in staat moest worden geacht de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te verrichten.
De Raad oordeelt dat de intrekking van de WAZ-uitkering terecht is gebeurd, omdat er geen reden is om te twijfelen aan de arbeidskundige gegevens die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan op 14 september 2005.