ECLI:NL:CRVB:2005:AU2190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- H.J. de Mooij
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om aanpassing van een autostoel in het kader van WVG-vervoersvoorziening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 30 oktober 2003 het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om aanpassing van een autostoel ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door mr. L.A. van Kan, had de aanvraag ingediend bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen. De aanvraag werd afgewezen op basis van een medisch advies van de arts A.H.J. Olijhoek van de GGD, waarin werd gesteld dat appellant geen objectief aantoonbare medische redenen had om geen gebruik te maken van het collectief vervoer. In plaats daarvan werd appellant een OV-taxi aangeboden als de goedkoopste adequate voorziening.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2005, waar appellant in persoon verscheen en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P. Koenhen, werd het geschil besproken. Appellant voerde aan dat hij door benauwdheidsklachten, veroorzaakt door rooklucht, geen gebruik kan maken van de OV-taxi. Ter ondersteuning van zijn standpunt overhandigde hij een brief van arts A. Borgmeyer-Hoelen. Gedaagde reageerde met een aanvullend sociaal-medisch advies van Olijhoek, waarin de eerdere conclusies werden herbevestigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant ten tijde van het geding in staat was om gebruik te maken van de OV-taxi, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank. De Raad vond geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De beslissing werd op 7 september 2005 openbaar uitgesproken, waarbij de Raad zich verenigde met de eerdere oordelen en de medische adviezen als leidraad nam voor de uitspraak.