ECLI:NL:CRVB:2005:AU1951
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de schorsing van de betaling van kinderbijslag
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.N.R. Nasrullah, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de schorsing van de betaling van kinderbijslag niet-ontvankelijk had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 14 juli 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Halfers en gedaagde door mr. G.J. Oudenes van de Sociale verzekeringsbank.
De schorsing van de kinderbijslag was gebaseerd op het niet voldoen aan verzoeken om informatie door appellante, die nodig waren voor de beoordeling van het recht op kinderbijslag voor haar kinderen, die in Pakistan wonen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellante geen belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de schorsing, aangezien er wel degelijk een procesbelang was, vooral met betrekking tot de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidend beroep ongegrond verklaard. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand. De Raad heeft ook bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het in hoger beroep betaalde recht van € 102,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor gedaagden om adequaat te reageren op verzoeken om informatie.