ECLI:NL:CRVB:2005:AU1946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WW-uitkering zonder dringende reden
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een onverschuldigd betaalde WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. Appellant, geboren in 1954, ontving sinds 25 september 1996 een WW-uitkering, naast een WAO-uitkering, en heeft in de loop der jaren verschillende wijzigingen in zijn uitkeringen ervaren. De gedaagde heeft op 15 mei 2003 een besluit genomen waarin de bezwaren van appellant tegen eerdere besluiten ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere stellingen herhaald en aangevoerd dat er sprake is van een dringende reden die het terugvorderen van de onverschuldigd betaalde uitkering zou belemmeren. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de stellingen van appellant een herhaling zijn van wat eerder is betoogd en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de terugvordering zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat de sociale en financiële omstandigheden van appellant niet voldoende zijn onderbouwd om te concluderen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die gedaagde zouden verplichten om af te zien van de terugvordering.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2005, waarbij de Raad heeft geoordeeld dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde WW-uitkering rechtmatig is.