ECLI:NL:CRVB:2005:AU1816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot overneming van achterstallige betalingsverplichting in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin het verzoek tot overname van achterstallige betalingsverplichtingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werd afgewezen. Appellant, die sinds 1 september 1997 statutair directeur was bij het Internationaal Transport & Expeditiebedrijf [naam bedrijf] B.V., had zijn aanvraag voor overname van achterstallige loonbetalingen ingediend na het faillissement van de vennootschap. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant afstand had gedaan van zijn loonvordering op basis van notulen van een aandeelhoudersvergadering van 20 juni 2002, waarin hij verklaarde niets meer van de vennootschap te vorderen te hebben.
De Centrale Raad van Beroep heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet en de relevante bepalingen. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellant volledig afstand heeft gedaan van zijn vorderingen. De Raad stelt vast dat er geen bewijs is van een formele opzegging van de arbeidsovereenkomst en dat appellant nog op de loonlijst voorkwam ten tijde van het faillissement. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en oordeelt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij de proceskosten van appellant worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de context waarin verklaringen worden afgelegd en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De Raad concludeert dat de eerdere afwijzing van het verzoek tot overname van de betalingsverplichting niet op goede gronden was gebaseerd.