ECLI:NL:CRVB:2005:AU1497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- C. van Viegen
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Appellant ontving vanaf 1 april 1997 een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet. De gemeente heeft op 6 augustus 2003 het recht op bijstand ingetrokken, omdat appellant de inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk was nagekomen door geen medewerking te verlenen aan een huisbezoek. Deze intrekking werd na bezwaar gehandhaafd, en het beroep dat appellant hiertegen instelde werd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle ongegrond verklaard op 23 januari 2004. Appellant heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Op 8 oktober 2003 heeft de gemeente aangekondigd dat er een boete zou worden opgelegd wegens het niet nakomen van de inlichtingenverplichting. Echter, bij besluit van 24 oktober 2003 heeft de gemeente besloten om hiervan af te zien en in plaats daarvan een schriftelijke waarschuwing te geven, omdat er geen financieel nadeel voor de gemeente was. Dit besluit werd op 29 januari 2004 na bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 29 januari 2004 ongegrond verklaard. Op 14 juli 2005 heeft de gemeente het besluit van 29 januari 2004 ingetrokken, omdat de nieuwe regelgeving geen maatregel voorziet voor het niet nakomen van de inlichtingenverplichting als dit niet heeft geleid tot onterecht verstrekte bijstand. De Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente hiermee tegemoet is gekomen aan het hoger beroep van appellant. De Raad merkt op dat de grieven van appellant vooral betrekking hebben op de intrekking van de bijstandsuitkering per 6 augustus 2003, waartegen hij geen hoger beroep heeft ingesteld, waardoor deze in rechte vaststaat.
De Raad verklaart het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 29 januari 2004. Tevens wordt er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.