ECLI:NL:CRVB:2005:AU0456
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake werkloosheidswet en belang bij beoordeling
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Kuijeren, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 maart 2003, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant geen belang meer had bij een uitspraak over de rechtmatigheid van het besluit van 17 juli 2002, omdat hij sinds 14 augustus 2000 onafgebroken een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 8 juni 2005 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de aangevallen uitspraak en vastgesteld dat appellant geen belang had bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, aangezien hij al een uitkering ontving. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant in zijn hoger beroepschrift enkel de aangevallen uitspraak had meegestuurd en dat er geen grieven waren gericht tegen de uitspraak met betrekking tot zijn WW-uitkering.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen geschil meer bestond over de aangevallen uitspraak. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2005.