ECLI:NL:CRVB:2005:AT9965

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4022 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de gedifferentieerde premie WAO bij overname van onderneming

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar directeur en een belastingadviseur, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellante tegen de vaststelling van de gedifferentieerde premie WAO door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond verklaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 27 mei 2005, waarbij gedaagde niet aanwezig was. De kern van het geschil betreft de vraag of appellante de onderneming van een failliete vennootschap heeft overgenomen, wat van invloed is op de vaststelling van de premie.

De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er sprake is van een overgang van onderneming. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten dat appellante een drukkerij exploiteert en dat zij personeel en een deel van de orderportefeuille van de failliete vennootschap heeft overgenomen. De Raad verwijst naar relevante wetgeving en jurisprudentie, waarbij de identiteit van de overgedragen onderneming en de continuïteit van de bedrijfsactiviteiten van belang zijn. De Raad concludeert dat de omstandigheden rondom de overname voldoende zijn om te spreken van een overgang van onderneming, ondanks latere wijzigingen in de samenstelling van afnemers en leveranciers.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing wordt uitgesproken door de voorzitter en twee leden van de Centrale Raad van Beroep, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

04/4022 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft E. Hofman, belastingadviseur, hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen door de rechtbank Alkmaar onder kenmerk 03/1564 op 14 juli 2004 gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 27 mei 2005, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door haar directeur E. van Donge, bijgestaan door E. Hofman, voornoemd, J. van Ee en H.J. Bleeker. Gedaagde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 3 december 2003 heeft gedaagde het bezwaar dat appellante heeft gemaakt tegen zijn besluit van 23 juli 2003, waarbij hij de gedifferentieerde premie in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over 2003 ten laste van appellante op 3,85% heeft vastgesteld, ongegrond verklaard.
In dit geding komt het aan op de vraag of gedaagde bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie WAO terecht ervan is uitgegaan dat appellante de onderneming van [naam besloten vennootschap] heeft overgenomen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank deze vraag bevestigend beantwoord en het beroep van appellante ongegrond verklaard.
De Raad stelt voorop dat in hoger beroep niet (langer) in geding is dat artikel 78, vierde lid, van de WAO en artikel 5 van het Besluit premiedifferentiatie WAO eveneens van toepassing zijn in het geval van een overgang van onderneming na faillissement.
Ingevolge artikel 7:662, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek wordt onder overgang van onderneming verstaan: overgang van een onderneming of een onderdeel daarvan ten gevolge van een overeenkomst, zoals een overeenkomst tot verkoop, verhuur, verpachting of uitgifte in vruchtgebruik. Blijkens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is voor het antwoord op de vraag of sprake is van overgang van onderneming of een onderdeel daarvan van belang of de identiteit van de overgedragen onderneming is behouden (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 18 maart 1986, NJ 1987, 502, HR 18 januari 1985 respectievelijk 13 februari 1987, NJ 1987, 501 en 503). De identiteit van de overgedragen onderneming blijft behouden indien de exploitatie in feite wordt voortgezet of na een korte periode van oponthoud wordt hervat. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van overgang van onderneming, dient in het kader van identiteitsbehoud tevens te worden gelet op de feiten en omstandigheden die kenmerkend zijn voor de overgang, zoals de aard van de betrokken onderneming, het feit dat de bedrijfsmiddelen al dan niet zijn overgedragen, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het feit dat de klantenkring al dan niet wordt overgedragen, het feit dat nagenoeg al het personeel wordt overgenomen, de mate waarin de bedrijfsactiviteiten voor en na de overdracht gelijk zijn en de duur van de eventuele onderbreking van die activiteiten. Deze aspecten worden niet afzonderlijk beoordeeld, maar moeten een globaal totaalbeeld opleveren dat antwoord geeft op de vraag of er sprake is van overgang van onderneming.
Appellante is opgericht op 24 december 2002. Zij exploiteert een drukkerij voor specialistisch drukwerk als treinkaartjes en bankafschriften. Zij is gestart met 34 mensen in dienst, kort daarna uitgebreid tot 45. Haar aandelen zijn (middellijk) in handen van Van Ee. Bij brief van 24 februari 2003 heeft appellante zich met ingang van 22 februari 2003 als werkgeefster bij gedaagde aangemeld.
Op 4 februari 2003 is [naam besloten vennootschap] in staat van faillissement verklaard. Ook deze vennootschap voerde een drukkerij. Bij die vennootschap werkten 77 mensen, waarvan er bij de start van de activiteiten door appellante 34 in haar dienst kwamen. Hieronder was ook Van Donge. Een deel van de orderportefeuille van [naam besloten vennootschap] is door appellante overgenomen (in het bijzonder het meest specialistische drukwerk). Het werk wordt uitgevoerd met het (van de curator gehuurde) machinepark van [naam besloten vennootschap] in een deel van het (eveneens gehuurde) voormalige bedrijfspand van [naam besloten vennootschap]. Van Ee was destijds grootaandeelhouder van [naam besloten vennootschap] en had ook een belang bij [naam besloten vennootschap] als verstrekker van een geldlening. Blijkens het verslag van de hoorzitting op 4 november 2003 is bij de oprichting van appellante “rekening gehouden” met een eventuele overname van de werkzaamheden van [naam besloten vennootschap].
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat op grond van deze, tussen partijen niet in geschil zijnde feiten, sprake is van de overgang van een onderneming. De omstandigheid dat in een later stadium een wijziging is opgetreden in de samenstelling van de afnemers en leveranciers en in de produkten maakt dit niet anders. De aangevallen uitspraak komt zodoende voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en mr. A.B.J. van der Ham en mr. R.C. Stam als leden in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2005.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) M. Renden.