ECLI:NL:CRVB:2005:AT9773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De appellant, wonende in Marokko, had zijn aanvraag niet binnen één jaar na het einde van zijn verplichte verzekering ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant stelde dat hij via zijn uitkeringsinstantie verplicht verzekerd was en dat hij geen informatie had ontvangen over de mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Hij verzocht om zijn aanmelding voor de vrijwillige verzekering alsnog in te willigen, mede vanwege zijn psychische klachten. De Raad oordeelde echter dat de appellant te laat was aangemeld voor de vrijwillige verzekering, aangezien de aanmelding binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering had moeten plaatsvinden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen rechtsplicht voor de gedaagde bestond om de appellant te attenderen op de mogelijkheid van vrijwillige verzekering. De psychische gesteldheid van de appellant werd niet als een geldige reden gezien om af te wijken van de dwingendrechtelijke bepalingen van de AOW en ANW. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.