ECLI:NL:CRVB:2005:AT9108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die op 12 juni 2003 een eerdere weigering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigde. Appellant had op 29 november 2000 een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend, die aanvankelijk was geweigerd omdat hij niet op het spreekuur van de arbeidsdeskundige was verschenen en omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Deze besluiten werden later ingetrokken, maar het bezwaar tegen de nieuwe beslissing op 8 november 2002 werd opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, passend waren binnen zijn medische beperkingen.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat onvoldoende rekening is gehouden met de passendheid van de functies assemblagemedewerker en naaister/stikster meubelbekleding, omdat deze functies geen mogelijkheid bieden tot vertreden en zijn opleidingsniveau niet toereikend zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de functies binnen de medische beperkingen van appellant blijven. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidskundige aspecten in het kader van de WAO en bevestigt dat de medische en arbeidskundige beoordeling van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende was om tot een conclusie te komen over de arbeidsongeschiktheid van appellant. De Raad heeft de zaak behandeld op 6 april 2005, waarbij zowel appellant als de vertegenwoordiger van gedaagde aanwezig waren.