ECLI:NL:CRVB:2005:AT8393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Terecht niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken bezwaar tegen besluit WAO
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat hij geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 22 juli 2002 geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt was na de wettelijke wachttijd van 52 weken. Appellant had vervolgens geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring door de rechtbank Middelburg op 14 januari 2004.
Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J. Bronsveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 11 mei 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde was vertegenwoordigd door L. den Hartog van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellant geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 22 juli 2002. De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen bezwaar had ingediend, ondanks zijn argument dat hij op advies van de verweerder geen bezwaarschrift had ingediend.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd op 22 juni 2005 openbaar gemaakt, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde en de zaak afsloot zonder verdere gevolgen voor appellant.