ECLI:NL:CRVB:2005:AT7708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- R.M. van Male
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medische adviezen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 18 juni 2003 een eerder besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen bekrachtigde. Dit besluit betrof de intrekking van een tijdelijke ontheffing van de verplichtingen om naar vermogen arbeid in dienstbetrekking te trachten te verkrijgen, zoals vastgelegd in de Algemene bijstandswet (Abw). De ontheffing was oorspronkelijk verleend op 5 juni 1998, maar na heronderzoek op 17 januari 2002 werd appellant arbeidsgeschikt geacht, wat leidde tot de intrekking van de ontheffing.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 mei 2005, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen. De Raad oordeelde dat de gedaagde, het College van burgemeester en wethouders, zijn besluit om de ontheffing in te trekken, kon baseren op adviezen van de GGD, die op 17 september 2001 en 14 december 2001 waren uitgebracht. Deze adviezen gaven aan dat appellant arbeidsgeschikt was, zij het met enige beperkingen.
De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren overgelegd door appellant die de intrekking van de ontheffing konden onderbouwen. Ook was er geen bewijs dat appellant ten tijde van de beslissing onder medische behandeling stond. Daarom was er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een veroordeling in proceskosten af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2005.