ECLI:NL:CRVB:2005:AT7648

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2366 WW + 03/3702 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang van overgenomen loonaanspraken en vergoeding van overuren tijdens ziekte

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de omvang van de loonaanspraken van appellant, die zijn overgenomen na het faillissement van zijn werkgever, Gopack Transport B.V. Appellant had verzocht om overneming van de betalingsverplichting van zijn failliete werkgever, waarbij hij aanspraak maakte op een vergoeding voor overuren tijdens ziekte. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had geoordeeld dat de aanspraak van appellant op de vergoeding voor overuren tijdens ziekte niet voor overneming in aanmerking kwam, en dit oordeel werd door de Raad bevestigd.

De Raad heeft vastgesteld dat de kantonrechter in een eerdere procedure de vordering van appellant met betrekking tot de vergoeding voor overuren tijdens ziekte had afgewezen. Dit vonnis was onherroepelijk geworden, wat betekent dat de omvang van de loonbetalingsverplichting van Gopack jegens appellant in rechte vaststond. De Raad oordeelde dat de verplichting van gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, tot overneming van loonaanspraken beperkt was tot hetgeen de gefailleerde werkgever rechtens verschuldigd was. Aangezien de kantonrechter had geoordeeld dat Gopack niet gehouden was tot betaling van de vergoeding voor overuren tijdens ziekte, was gedaagde niet verplicht deze vergoeding over te nemen.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005, waarbij de rechters T. Hoogenboom, H.G. Rottier en B.M. van Dun aanwezig waren.

Uitspraak

03/2366 WW
03/3702 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. A.A.C. Stas, werkzaam bij FNV Bondgenoten, op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Roermond op 11 april 2003, nr. 02/1226 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 9 februari 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Stas voornoemd, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Voor een uitgebreider overzicht van de relevante feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met de volgende thans nog van belang zijnde feiten.
2.1. Bij besluit van 27 juni 2002 heeft gedaagde op het verzoek van appellant om overneming van de betalingsverplichting van zijn op 10 augustus 2001 failliet verklaarde werkgever Gopack Transport B.V. (hierna: Gopack) beslist in die zin, dat onder meer loonaanspraken van appellant over de periode van 16 maart 2001 tot en met 26 juli 2001 ten bedrage van € 8.370,45 zijn overgenomen. Dit besluit is, na daartegen gemaakt bezwaar, door gedaagde gehandhaafd bij het bestreden besluit van 22 oktober 2002.
2.2. Het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard met vernietiging van het bestreden besluit. Gezien de over-wegingen van de rechtbank hebben de gegrondverklaring en de vernietiging echter betrekking op thans niet meer in geding zijnde aanspraken van appellant op Gopack. Over de overgenomen loonaanspraken over de periode van 16 maart 2001 tot en met 26 juli 2001 heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde de omvang daarvan juist had vastgesteld. De Raad leest de aangevallen uitspraak, evenals partijen, dan ook aldus, dat de gegrondverklaring van het beroep en de vernietiging van het bestreden besluit zich niet uitstrekken over de loonaanspraken van appellant over deze periode.
3. Het door appellant tegen de aangevallen uitspraak ingestelde hoger beroep betreft uitsluitend het oordeel van de rechtbank dat de aanspraak van appellant op een vergoeding van overuren tijdens ziekte niet voor overneming in aanmerking komt.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn bij de rechtbank ingenomen standpunt herhaald, dat gedaagde zich bij de vaststelling van de omvang van de over te nemen loonaanspraak ten onrechte heeft beperkt tot de aanspraak, zoals vastgesteld door de kantonrechter in diens vonnis van 26 april 2001, bij verstek gewezen in een loonvorderingsprocedure van appellant tegen Gopack. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellant aangevoerd dat de kantonrechter de geclaimde vergoeding voor overuren tijdens ziekte ten onrechte niet heeft gehonoreerd. Appellant heeft gewezen op artikel 12A, eerste lid, onder e, van de toepasselijke CAO, waarin de aanspraak op die vergoeding is vastgelegd. Naar zijn mening had gedaagde de verplichting van de werkgever om die vergoeding te betalen behoren over te nemen, omdat de verschuldigdheid ervan op grond van de juist vermelde CAO-bepaling vaststaat en door de curator bovendien is erkend in een brief van 19 december 2001.
3.2. Gedaagde heeft het standpunt ingenomen dat hij slechts gehouden is tot overneming van de loonaanspraak zoals die door de kantonrechter is vastgesteld in diens onherroepelijk geworden vonnis van 26 april 2001.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In geschil is de omvang van de overgenomen loonvordering van appellant op Gopack over de periode van 16 maart 2001 tot en met 26 juli 2001. Het gaat met name om de vraag, of daartoe ook behoort de vergoeding van overuren tijdens ziekte waarop appellant op grond van de toepasselijke CAO aanspraak meent te kunnen maken.
4.2. Vast staat, dat de kantonrechter in de procedure van appellant tegen Gopack appellants vordering met betrekking tot de zojuist bedoelde vergoedingen gemotiveerd heeft afgewezen. De kantonrechter heeft deze beslissing gebaseerd op het oordeel dat gesteld noch gebleken is dat partijen in die procedure een -forfaitaire- vergoeding van overuren tijdens ziekte zijn overeengekomen terwijl appellant gedurende de ziekteperiode geen overuren maakt. Doordat tegen dat vonnis geen rechtsmiddelen zijn aangewend is het onherroepelijk geworden en is de omvang van de loonbetalingsverplichting van Gopack jegens appellant in rechte komen vast te staan.
4.3. De Raad is met gedaagde van oordeel dat gedaagdes verplichting tot overneming beperkt is tot hetgeen de gefailleerde werkgever rechtens verschuldigd is. Gedaagde heeft door zich op het standpunt te stellen dat -nu Gopack, gelet op het vonnis van de kantonrechter, niet is gehouden tot betaling van de in geding zijnde vergoeding van overuren tijdens ziekte- hij niet is gehouden de gestelde betalingsverplichting over te nemen, zonder schending van enige regel van geschreven of ongeschreven recht of algemeen rechtsbeginsel kunnen besluiten tot afwijzing van appellants verzoek in zoverre. De Raad is voorts niet gebleken dat de curator de desbetreffende vordering in zijn brief van 19 december 2001 heeft erkend. Uit hoofde daarvan bestaat, daargelaten de gevolgen van erkenning als hier bedoeld, derhalve evenmin een overnameverplichting van gedaagde.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit voorzover betrekking hebbend op de weigering de desbetreffende vergoeding van overuren over te nemen in rechte stand kan houden.
5. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient dan ook te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) J.P. Grauss.
BvW
105