ECLI:NL:CRVB:2005:AT6650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin een korting op haar WW-uitkering werd opgelegd vanwege onvoldoende sollicitatieactiviteit. Appellante, geboren in 1949, was sinds 1 mei 1993 in dienst van een stichting en viel op 19 mei 2000 uit voor haar werkzaamheden door ziekte. Vanaf 18 mei 2001 ontving zij een WAO-uitkering. Na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid werd appellante op 12 juni 2002 geïnformeerd dat zij per 12 augustus 2002 actief naar passend werk moest zoeken. Op 28 augustus 2002 diende zij een aanvraag in voor een WW-uitkering, die op 17 oktober 2002 werd toegekend, maar met een korting van 20% gedurende 16 weken vanwege het niet voldoen aan de sollicitatieverplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar erkende dat het niet solliciteren voor 28 augustus 2002 niet aan haar kon worden verweten. Echter, vanaf die datum had appellante niet voldaan aan de eis van minimaal één sollicitatie per week.
In hoger beroep stelde appellante dat zij niet op de sollicitatieverplichtingen was gewezen en dat zij niet tijdig de benodigde formulieren had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellante in de relevante periode niet had gesolliciteerd en geen verifieerbare pogingen had ondernomen om passend werk te vinden. De Raad concludeerde dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terecht een maatregel had opgelegd, aangezien appellante niet voldeed aan haar verplichtingen onder de Werkloosheidswet. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.