ECLI:NL:CRVB:2005:AT6280

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2067 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstandsuitkering en schending inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bijstandsuitkering door de gemeente Geleen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de gemeente tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering van bijstand van gedaagde, die samenwoonde met een partner die bijstand ontving, niet rechtsgeldig was. De Raad stelt vast dat de partner van gedaagde in de relevante periode geen hoofdverblijf had in de gemeente Geleen, waardoor er geen recht op bijstand bestond. Dit betekent dat de gemeente niet gerechtigd was om de kosten van bijstand van gedaagde terug te vorderen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep van gedaagde gegrond en herroept het besluit van de gemeente om bijstand terug te vorderen. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 679,70. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het terugvorderen van bijstandsuitkeringen en de noodzaak om aan de wettelijke voorwaarden te voldoen.

Uitspraak

03/2067 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen,
appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Als gevolg van gemeentelijke herindeling treedt in dit geding appellant in de plaats van het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Geleen. In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geleen.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 maart 2003, reg.nr. 00/1092 NABW.
Namens gedaagde heeft mr. R.H.J.G. Borger, advocaat te Maastricht, een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 12 april 2005, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. P. Hellenbrand, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen, en waar gedaagde in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Borger.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
Bij besluit van 3 maart 2000 heeft appellant met toepassing van artikel 84, tweede lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) de gemaakte kosten van de over de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 januari 2000 aan [partner ] (hierna: [partner]) verstrekte bijstand tot een bedrag van f 50.771,92 mede van gedaagde teruggevorderd.
Bij besluit van 4 juli 2000 heeft appellant het bezwaar van gedaagde tegen het besluit van 3 maart 2000 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht - het tegen het besluit van 4 juli 2000 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat in de procedure, reg.nr. 00/1020 NABW, tussen [partner] en appellant, door haar is geoordeeld dat het besluit van 4 juli 2000, waarbij het recht op uitkering van [partner] over de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 januari 2000 is ingetrokken en de kosten van bijstand over die periode van haar zijn teruggevorderd, op een onzorgvuldig onderzoek alsmede op een ondeugdelijke motivering berust. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat geen rechtsgrondslag aanwezig is om tot mede-terugvordering van gedaagde over te gaan.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Bij uitspraak van 2 september 2003 met reg.nr. 03/3709 NABW-VV en 03/2050 NABW inzake het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank, reg.nr. 00/1020 NABW, heeft de Raad geoordeeld dat [partner] in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 januari 2000 haar feitelijke hoofdverblijf niet in de gemeente Geleen had. Dit betekent dat [partner] ingevolge artikel 63 van de Abw over die periode jegens appellant geen recht meer had op bijstand, alsmede dat om die reden niet meer aan appellant ter beoordeling stond of [partner] in de gemeente waar zij wel woonplaats had een gezamenlijke huis-houding voerde.
Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 31 augustus 2004, LJN: AQ8962, en de daarin gegeven overwegingen, oordeelt de Raad dat hetgeen hiervoor is overwogen meebrengt dat over de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 januari 2000 niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 84, tweede lid, van de Abw, zodat de over die periode aan [partner] verstrekte bijstand niet op grond van die bepaling mede van gedaagde kan worden teruggevorderd.
De Raad ziet in het vorenstaande aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen, behoudens hetgeen is bepaald omtrent de proceskosten en het griffierecht, het beroep tegen het besluit van 4 juli 2000 gegrond te verklaren en dat besluit wegens strijd met de wet te vernietigen. De Raad zal tevens zelf in de zaak voorzien en het - primaire - besluit van 3 maart 2000 herroepen, nu dit op dezelfde onjuist gebleken grondslag berust.
De Raad ziet tenslotte aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van gedaagde. Deze worden begroot op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechts-bijstand en op € 35,70 voor reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak behoudens hetgeen is bepaald omtrent de proces-kosten en het griffierecht;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 4 juli 2000;
Herroept het besluit van 3 maart 2000;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 679,70 te betalen door de gemeente Sittard-Geleen.
Aldus gewezen door mr. R.M. van Male als voorzitter en mr. A.B.J. van der Ham en mr. S.W. van Osch-Leysma als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Polderman-Eelderink als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2005.
(get.) R.M. van Male.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.
EK2104