ECLI:NL:CRVB:2005:AT5902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering na ontslag wegens niet-naleving van kledingvoorschriften
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant, geboren in 1948, was werkzaam als chauffeur bij Medi Expresse Groot Gelre B.V. en had zich niet gehouden aan de kledingvoorschriften die door zijn werkgever waren opgelegd. Op 14 februari 2003 diende appellant een aanvraag in voor een WW-uitkering, maar op 22 april 2003 weigerde de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) deze uitkering. De reden voor de weigering was dat appellant zich zodanig had gedragen dat hij had kunnen weten dat ontslag zou volgen, met name door herhaaldelijk niet te voldoen aan de kledingvoorschriften.
De werkgever had appellant meerdere keren aangesproken op zijn gedrag en gewaarschuwd dat ontslag zou volgen als hij zich niet aan de voorschriften hield. Uiteindelijk werd appellant op 7 februari 2003 op staande voet ontslagen, nadat hij op 6 februari wederom de bedrijfskleding niet had gedragen. Appellant voerde aan dat hij niet weigerachtig was om de kleding te dragen, maar dat hij geen mogelijkheid had om zijn eigen kleding op te bergen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de werkgever in redelijkheid kon eisen dat de werknemers de voorgeschreven bedrijfskleding droegen, ook al was dit tijdens de arbeidsovereenkomst. De Raad concludeerde dat appellant niet voldoende had onderzocht welke alternatieven er waren voor het opbergen van zijn kleding en dat hij had moeten begrijpen dat zijn weigering om de bedrijfskleding te dragen ernstige gevolgen kon hebben voor zijn dienstverband.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad benadrukte dat de werkgever het recht had om de naleving van de kledingvoorschriften te eisen en dat appellant niet had aangetoond dat zijn gedrag gerechtvaardigd was.