ECLI:NL:CRVB:2005:AT5613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen premiecorrectienota's voor niet opgegeven loonbetalingen
In deze zaak hebben appellanten, beide exploitanten van een restaurant, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder een gedeeltelijk gegrond beroep van appellanten verklaard en de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Deze nieuwe besluiten, gedateerd 27 augustus 2004, werden door gedaagde genomen naar aanleiding van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft de hoger beroepen van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de besluiten van 27 augustus 2004 de eerdere besluiten van 8 maart 2002 hebben ingetrokken, waardoor appellanten geen belang meer hadden bij een beoordeling van deze laatste besluiten.
De zaak betreft de schatting van ten onrechte niet opgegeven loonbetalingen met betrekking tot aan werknemers betaalde bonussen, proefmiddagen en schoonmakers. De Raad heeft vastgesteld dat niet alle lonen door appellanten zijn opgegeven, maar dat de vraag of de schatting van gedaagde de rechterlijke toets kan doorstaan, wel in geding is. Gedaagde heeft zijn schatting gebaseerd op spreadsheets uit de administratie van appellanten en verklaringen van een ex-werknemer. Hoewel appellanten de betrouwbaarheid van deze gegevens betwisten, oordeelt de Raad dat gedaagde van deze gegevens mocht uitgaan bij zijn schatting. De Raad concludeert dat gedaagde voldoende heeft voldaan aan de voorwaarden voor het maken van een redelijke schatting van het premieloon.
De Raad heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, met mr. R.C. Stam als voorzitter en mr. C.P.M. van de Kerkhof en mr. M. Greebe als leden, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2005.