ECLI:NL:CRVB:2005:AT5410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1101 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bezwaar tegen hoogte vastgestelde bijzondere bijstand in woonkostentoeslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het bezwaar tegen de hoogte van de bijzondere bijstand in de woonkostentoeslag werd afgewezen. Appellant, eigenaar van de door hem bewoonde woning, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen, dat hem een woonkostentoeslag van f 4,-- per maand toekende voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999. Dit besluit was gebaseerd op de Huursubsidiewet.

De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 14 maart 2000 het besluit van 4 februari 1999 vernietigd, omdat gedaagde niet had onderzocht of er bijzondere omstandigheden waren die een hogere woonkostentoeslag rechtvaardigden. Gedaagde had vervolgens op 30 juni 2000 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond.

In het hoger beroep dat volgde, oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat gedaagde op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de slechte financiële situatie van appellant en zijn persoonlijkheidsstructuur niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt die een hogere woonkostentoeslag rechtvaardigden. De Raad bevestigde daarmee de aangevallen uitspraak en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan op 10 mei 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns als voorzitter en mr. C. van Viegen en mr. H.J. de Mooij als leden. De zaak werd behandeld ter zitting op 22 februari 2005, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en gedaagde door een ambtenaar van de gemeente Meerssen.

Uitspraak

03/1101 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 29 januari 2003, reg.nr. 00/1184 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met de gedingen met de reg. nrs. 03/1099 NABW en 03/1102 NABW, behandeld ter zitting van
22 februari 2005, waar voor appellant is verschenen mr. J.L. Crutzen, kantoorgenoot van mr. Brauer, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door M. Gijssens, werkzaam bij de gemeente Meerssen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellant is eigenaar van de door hem bewoonde woning.
Bij besluit van 29 september 1998 heeft gedaagde appellant over de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999 bijzondere bijstand in zijn woonkosten (woonkostentoeslag) toegekend ten bedrage van f 4,-- per maand. Bij de berekening van de woonkostentoeslag heeft gedaagde aansluiting gezocht bij de Huursubsidiewet.
Bij besluit van 4 februari 1999 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 29 september 1998 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2000 heeft de rechtbank, met een bepaling omtrent het griffierecht en de proceskosten, het tegen het besluit van 4 februari 1999 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en gedaagde opgedragen met inachtneming van haar uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 29 september 1998. Naar het oordeel van de rechtbank blijft het beleid van gedaagde, waarbij voor de vaststelling van de hoogte van de woonkosten- toeslag wordt aangesloten bij de Huursubsidiewet, binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling en heeft gedaagde, uitgaande van dat uitgangspunt, de woonkostentoeslag niet te laag vastgesteld. Niettemin heeft de rechtbank het besluit van 4 februari 1999 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd omdat gedaagde niet had onderzocht of er in het geval van appellant sprake is van bijzondere omstandigheden die het toekennen van een hogere woonkostentoeslag rechtvaardigen.
Appellant noch gedaagde heeft tegen de uitspraak van 14 maart 2000 hoger beroep ingesteld. Ter uitvoering van die uitspraak heeft gedaagde op 30 juni 2000 een nieuw besluit op het bezwaar tegen het besluit van 29 september 1998 genomen; het bezwaar is andermaal ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 juni 2000 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich gemotiveerd tegen die uitspraak gekeerd.
In dit geding staat ter beoordeling de vraag of gedaagde met het besluit van 30 juni 2000 op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 14 maart 2000.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. De Raad is met gedaagde van oordeel dat de zeer slechte financiële situatie waarin appellant verkeert noch diens persoonlijkheidsstructuur zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellant een hogere woonkostentoeslag had moeten worden toegekend.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns als voorzitter en mr. C. van Viegen en mr. H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2005.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) P.C. de Wit.504