ECLI:NL:CRVB:2005:AT5321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- R.H.M. Roelofs
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van IOAW-uitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Marum
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een IOAW-uitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Marum. Appellanten, die sinds 1 september 1996 een uitkering op grond van de IOAW ontvingen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het beroep van appellanten ongegrond verklaard, nadat gedaagde bij besluit van 25 juli 2001 de IOAW-uitkering over de periode van 7 juli 1997 tot 1 juli 1998 had herzien en een bedrag van € 3.418,64 had teruggevorderd. Gedaagde stelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen volledige opgave te doen van de werkzaamheden en inkomsten van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat gedaagde terecht de IOAW-uitkering heeft herzien en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde de herziening correct had uitgevoerd, waarbij de voorwaarden van de IOAW in acht waren genomen. De Raad merkte op dat appellanten geen aanvraag voor een premie deeltijdwerk hadden ingediend, wat ook een factor was in de beslissing van gedaagde.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellanten niet kon slagen en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de Raad benadrukte dat de omvang van het geding beperkt was tot de herziening en terugvordering van de IOAW-uitkering.