ECLI:NL:CRVB:2005:AT5079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om bijzondere bijstand voor verhuiskosten
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P.C.M. van Es, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 22 oktober 2002 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond had verklaard. Appellante had op 30 november 2001 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in verband met kosten die voortvloeiden uit haar verhuizing van een driekamer- naar een vierkamerwoning. De aanvraag werd afgewezen op 6 december 2001, omdat de noodzaak van de verhuizing niet was aangetoond. Het College verklaarde de bezwaren van appellante ongegrond bij besluit van 1 maart 2002.
Tijdens de zitting op 15 maart 2005 heeft de Raad de zaak behandeld. Appellante stelde dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege de onhoudbare situatie in haar oude woning, waar twee kinderen in één kamer sliepen. Daarnaast voerde zij aan dat bedreigingen van haar ex-partner ook een reden voor de verhuizing waren. De Raad oordeelde echter dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat de bedreigingen niet aannemelijk waren gemaakt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het College de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen. De Raad concludeerde dat de omstandigheden in het concrete geval niet voldoende waren om de kosten van de verhuizing als noodzakelijk te beschouwen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.