ECLI:NL:CRVB:2005:AT4809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn verzoek om een WW-uitkering werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 maart 2005 uitspraak gedaan. Appellant was werkzaam als constructeur bij BSGB Engineering B.V. (TEB) en werd per 1 mei 2002 ontslagen. Hij had op 29 juli 2002 een WW-uitkering aangevraagd, maar deze werd geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. De Raad oordeelde dat appellant zich zodanig had gedragen dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit gedrag tot ontslag zou leiden. Appellant had niet ingegaan op het aanbod van TEB om zich medisch te laten onderzoeken, wat zijn situatie verergerde. De Raad bevestigde de conclusie van de rechtbank dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een WW-uitkering, omdat hij niet had voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos werd. De Raad oordeelde dat de weigering van de WW-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.