ECLI:NL:CRVB:2005:AT3820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek bijzondere bijstand voor brillenkosten en beoordeling voorliggende voorziening
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 april 2003 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellant had verzocht om bijzondere bijstand voor de kosten van een bril, die hij had aangeschaft voor een totaalbedrag van € 444,--. De gemeente Amsterdam had eerder, op 25 maart 2002, de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat de vergoeding van de aanvullende ziektekostenverzekering (AV Plus) van ZAO Zorgverzekeringen, die € 201,93 bedroeg, als toereikend werd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 5 april 2005 behandeld. Tijdens de zitting op 22 februari 2005 was appellant aanwezig, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door drs. A. Brouwer. De Raad heeft vastgesteld dat de gemeente zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vergoeding van de ziektekostenverzekering als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De Raad heeft daarbij verwezen naar de artikelen 6, 17 en 39 van de Algemene bijstandswet (Abw), waarin wordt gesteld dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend indien de voorliggende voorziening niet passend of toereikend is.
De Raad heeft geoordeeld dat appellant geen objectieve medische gegevens heeft overgelegd die aantonen dat hij vanwege een bijzondere oogafwijking afhankelijk is van de door hem aangeschafte bril. Hierdoor kon het hoger beroep niet slagen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voorliggende voorzieningen en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend.