ECLI:NL:CRVB:2005:AT3546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering in verband met uitbetaalde schadevergoeding verzekering
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. W. Nass, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 4 juni 2003 een eerder besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de terugvordering van bijstandsuitkeringen die appellant had ontvangen, nadat hij een schadevergoeding had gekregen van zijn verzekeraar, N.V. Interpolis, naar aanleiding van een verkeersongeval in 1998. De schadevergoeding van f 24.500,-- was deels bedoeld ter compensatie van inkomstenderving, wat gedaagde had vastgesteld op f 10.800,--. De rechtbank oordeelde dat gedaagde terecht dit bedrag als compensatie voor verlies aan verdienvermogen had aangemerkt.
Appellant betwistte de hoogte van de inkomstenderving en voerde aan dat de schadevergoeding niet correct was vastgesteld. Hij stelde dat de maandelijkse inkomstenderving veel hoger was dan het door Interpolis vastgestelde bedrag van f 600,-- en dat er bij de vaststelling van de schadevergoeding rekening gehouden had moeten worden met de immateriële schade die hij had geleden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 maart 2005, waarbij gedaagde niet aanwezig was. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de terugvordering van de bijstandsuitkering over de periode van 16 maart 1998 tot 16 september 1999 werd gehandhaafd.
De Raad benadrukte dat de schadevergoeding van f 10.800,-- als middelen in de zin van de Algemene bijstandswet (Abw) moet worden aangemerkt en dat deze moet worden toegerekend aan de periode waarin appellant bijstand ontving. De Raad concludeerde dat gedaagde terecht de kosten van bijstand van appellant had teruggevorderd, omdat appellant beschikte over middelen die zijn recht op bijstand beïnvloedden. De uitspraak werd bevestigd, en er werden geen proceskosten aan gedaagde opgelegd.