ECLI:NL:CRVB:2005:AT3484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/310 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering teveel betaalde WW-uitkering en herziening dagloon met terugwerkende kracht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de terugvordering van teveel betaalde WW-uitkering aan de orde was. De rechtbank had op 12 december 2003 geoordeeld over de herziening van de WW-uitkering van appellante, die met terugwerkende kracht was herzien. Appellante betwistte dat er een titel voor de terugvordering aanwezig was en voerde aan dat zij redelijkerwijs niet had kunnen weten dat zij teveel uitkering ontving. Tijdens de zitting op 9 februari 2005 heeft appellante ook aangevoerd dat het teruggevorderde bedrag te hoog was, omdat bij de berekening van haar dagloon ten onrechte tweemaal het spaarloon in mindering was gebracht.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten. De Raad oordeelde dat appellante het herzieningsbesluit van gedaagde niet tijdig had aangevochten, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden. Dit betekende dat het nieuw vastgestelde dagloon als rechtmatig moest worden beschouwd.

De Raad concludeerde dat gedaagde appellante onverschuldigd uitkering had betaald en dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag correct was vastgesteld op basis van het herberekende dagloon. De Raad wees de verzoeken van appellante af en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

04/310 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Zwolle op 12 december 2003, nr. AWB 03/929 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 9 februari 2005, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door J. Klein, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door H. ten Brinke, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
Bij besluit van 16 januari 2003 heeft gedaagde de met ingang van 1 februari 2000 aan appellante toegekende uitkering ingevolge de WW met terugwerkende kracht herzien met ingang van 1 februari 2000, omdat was gebleken dat bij de toekenning van de uitkering het dagloon te hoog was vastgesteld. Bij dat besluit is het dagloon nader vastgesteld op € 28,51.
Bij besluit van 24 januari 2003 heeft gedaagde hetgeen over de periode van 1 februari 2000 tot en met 29 december 2002 teveel aan appellante was uitbetaald, te weten € 11.809,73, van appellante teruggevorderd.
Bij brief, gedateerd 3 maart 2003, heeft appellante bij gedaagde bezwaar gemaakt tegen diens besluit van 24 januari 2003. Dit bezwaar is door gedaagde bij het bestreden besluit van 20 juni 2003 ongegrond verklaard. In dat besluit heeft gedaagde ook zijn herzieningsbesluit van 16 januari 2003 heroverwogen en dat besluit gehandhaafd.
Naar aanleiding van het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking had op de herbeoordeling van het herzieningsbesluit van 16 januari 2003. De rechtbank heeft het beroep, klaarblijkelijk uitsluitend voor zover het was gericht tegen de handhaving door gedaagde van zijn terugvorderingsbesluit van 24 januari 2003, ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Zij heeft dit hoger beroep beperkt tot het oordeel van de rechtbank over de terugvordering en betwist dat daarvoor een titel aanwezig was. Appellante heeft daartoe in hoger beroep, evenals bij de rechtbank, aangevoerd dat haar uitkering ten onrechte met terugwerkende kracht was herzien, omdat zij redelijkerwijs niet had kunnen weten dat aan haar teveel uitkering werd verstrekt. Ter zitting van de Raad heeft appellante daarnaast nog aangevoerd dat het teruggevorderde bedrag te hoog is, omdat bij de berekening van het dagloon dat de basis vormde voor de herberekening van de omvang van haar WW-uitkering en daarmee voor de omvang van de terugvordering, ten onrechte tweemaal het spaarloon in mindering is gebracht.
De Raad stelt voorop dat appellante, naar zij ter zitting heeft erkend, het herzieningsbesluit van gedaagde van 16 januari 2003 niet tijdig met rechtsmiddelen heeft aangevochten. Hieruit volgt dat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden en dat van de rechtmatigheid van het in dat besluit vermelde nieuw vastgestelde dagloon moet worden uitgegaan. Aan een inhoudelijke beoordeling van het herzieningsbesluit komt de Raad derhalve niet toe. Hiermee staat tevens vast dat gedaagde appellante onverschuldigd uitkering heeft betaald.
Voor zover appellante de hoogte van het teruggevorderde bedrag heeft betwist kan haar hoger beroep evenmin slagen. Uitgaande van het in het besluit van 16 januari 2003 herberekende dagloon is de Raad niet gebleken dat gedaagde de omvang van het teruggevorderde bedrag onjuist heeft vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) J.P. Grauss.