ECLI:NL:CRVB:2005:AT2143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens betalingsonmacht en verzoek om vrijstelling griffierecht
In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Groningen van 15 december 2003. De rechtbank had in deze uitspraken de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had voldaan. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 17 november 2004 deze niet-ontvankelijkheid bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de opposant redelijkerwijs in verzuim was. Tegen deze uitspraken heeft de opposant verzet aangetekend, dat op 9 februari 2005 ter zitting is behandeld. De opposant is echter niet verschenen, en de geopposeerde heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen.
In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat hij wegens betalingsonmacht tijdig om vrijstelling van het griffierecht had verzocht. De Raad overweegt dat de opposant op 16 april 2004 was geïnformeerd dat een vrijstelling van het griffierecht niet mogelijk was, en dat hij bovendien was gewezen op de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht. De Raad concludeert dat de opposant op enig moment over voldoende financiële middelen beschikte om het griffierecht te betalen, en dat er geen grond is om het niet betalen van het griffierecht verontschuldigbaar te achten.
De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2005, met mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Graus als griffier.