ECLI:NL:CRVB:2005:AT0309

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/4343 NABW + 02/4894 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2005 uitspraak gedaan over de verzoeken om herziening van eerdere uitspraken van de Raad van 13 augustus 2002. De verzoeker, die woonachtig is in Tilburg, had verzocht om herziening van de uitspraken met registratienummers 99/2931 NABW en 99/4468 NABW, waarin de weigering van het College van burgemeester en wethouders van Tilburg om bijzondere bijstand voor woonkosten en opknapkosten werd bevestigd. De verzoeker stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft echter vastgesteld dat de gronden die de verzoeker aanvoerde, niet konden worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden. De feiten waar de verzoeker zich op beriep, waren reeds voor de eerdere uitspraken bekend en waren in de eerdere procedures aan de orde geweest. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van feiten of omstandigheden die bij de verzoeker vóór de uitspraken niet bekend waren, en dat de verzoeken om herziening in wezen een herbeoordeling van de eerdere uitspraken beoogden, wat niet mogelijk is met het rechtsmiddel van herziening.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep de verzoeken om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. H.J. de Mooij en mr. J.J.A. Kooijman als leden, in aanwezigheid van griffier mr. M.C.M. Hamer.

Uitspraak

02/4343 NABW
02/4894 NABW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraken van de Raad van
13 augustus 2002, reg.nrs. 99/2931 NABW en 99/4468 NABW.
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
De verzoeken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 12 januari 2005, waar verzoeker niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. C.J.C.J. Crombach, werkzaam bij de gemeente Tilburg.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden
hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak met reg.nr. 99/2931 NABW heeft de Raad de in hoger beroep door verzoeker aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda van 21 april 1999 inzake de weigering door gedaagde van bijzondere bijstand voor woonkosten bevestigd voorzover aangevochten.
Bij de uitspraak met reg.nr. 99/4468 NABW heeft de Raad de in hoger beroep door verzoeker aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juli 1999 inzake de weigering door gedaagde van bijzondere bijstand voor een bouwkundige offerte en voor de opknapkosten van de woning van verzoeker eveneens bevestigd voorzover aangevochten.
De Raad stelt vast dat de gronden die verzoeker in zijn (aanvullende) verzoekschriften tegen de uitspraken van 13 augustus 2002 heeft aangevoerd, niet kunnen worden aangemerkt als feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De feiten en omstandigheden waarop verzoeker zich beroept dateren alle van vóór die uitspraken en zijn in de procedures die tot de uitspraken hebben geleid - materieel - ook aan de orde geweest. Er is derhalve geen sprake van feiten of omstandigheden die bij verzoeker vóór de uitspraken niet bekend waren.
Wat verzoeker met de verzoeken om herziening in wezen beoogt, is het ter discussie stellen van de juistheid van de uitspraken van 13 augustus 2002. Daarvoor is het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening echter niet bedoeld.
De verzoeken om herziening dienen daarom te worden afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst de verzoeken om herziening af.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. H.J. de Mooij en mr. J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005.
(get). Th.G.M. Simons.
(get). M.C.M. Hamer.
HE/2525