ECLI:NL:CRVB:2005:AS8540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WW-uitkering wegens verkregen inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van gedaagde, die inkomsten uit arbeid heeft verkregen. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 27 januari 2003 een uitspraak deed in een vergelijkbare zaak. Gedaagde heeft zich in deze procedure laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, mr. M.C. Frissart-Kallenbach.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 december 2004. Appellant heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat gedaagde in januari 1997 niet heeft gewerkt in de bouw, en dat de rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat gedaagde wel degelijk werkzaamheden heeft verricht. Appellant heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat gedaagde consultancy fees heeft ontvangen, wat volgens hem aantoont dat gedaagde in die periode gemiddeld 20 uur per week heeft gewerkt.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank haar oordeel niet had mogen baseren op de enkele stelling van gedaagde dat er in januari 1997 niet werd gewerkt vanwege strenge vorst. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde in die maand niet heeft gewerkt en dat de stukken die zijn overgelegd, ook al zijn ze niet ondertekend, voldoende zijn om aan te nemen dat gedaagde betalingen heeft ontvangen. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv in stand gelaten en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van gedaagde ongegrond is verklaard. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.