ECLI:NL:CRVB:2005:AS8365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering aan appellanten, die zonder melding arbeid hebben verricht. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage ongegrond verklaard. Dit besluit was genomen na de intrekking van een eerder besluit tot delegatie van bevoegdheid aan de Commissie Sociale Zekerheid. Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben hoger beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen op de zitting. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar van de gemeente.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet kan slagen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het besluit van 4 november 2002 ongegrond was verklaard. De Raad stelt vast dat appellanten gedurende de periode van 1 februari 1997 tot en met 30 november 2001 werkzaamheden hebben verricht in een snackbar, zonder dit aan gedaagde te melden. Dit vormt een schending van de inlichtingenverplichting die op hen rustte op grond van de Algemene bijstandswet (Abw).
De Raad concludeert dat gedaagde terecht het recht op bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand heeft teruggevorderd. De Raad wijst erop dat de verklaringen van appellanten en hun zoon, alsook observaties, aantonen dat zij actief waren in de snackbar. De werkzaamheden waren op geld waardeerbaar en hebben invloed op het recht op bijstand. De Raad ziet geen dringende redenen om van intrekking of terugvordering af te zien en bevestigt de beslissing van de rechtbank.