ECLI:NL:CRVB:2005:AS7912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- H.J. de Mooij
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering wegens ontbreken woonplaats in bijstandsverstrekkende gemeente
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellante door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. De beëindiging vond plaats op 1 juli 2001, op de grond dat appellante niet langer woonplaats had in de gemeente waar zij bijstand ontving. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld in hoger beroep, na een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage op 1 juli 2003, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde.
De Raad stelt vast dat appellante eerder een uitkering ontving op basis van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers, welke later is omgezet naar een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet. De gemeente had haar bijstandsuitkering beëindigd na een onderzoek door de Sociale Recherche, waaruit bleek dat appellante niet op het door haar opgegeven adres woonde. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante feitelijk woonde bij een andere persoon, wat ook werd bevestigd door verklaringen van buurtbewoners en het lage water- en energieverbruik op haar geregistreerde adres.
De Raad oordeelt dat appellante niet de juiste en volledige informatie over haar woonadres heeft verstrekt, wat essentieel is voor de verlening van bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeert dat de beëindiging van de bijstandsuitkering terecht is gebeurd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.