ECLI:NL:CRVB:2005:AS4579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Terugvordering en verrekening van onverschuldigd betaalde WW-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin het beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de terugvordering van een onverschuldigd betaalde WW-uitkering van € 360,76 en de verrekening van een openstaand bedrag van € 286,99 met de WW-uitkering van appellant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering en de weigering om gemaakte kosten in bezwaar te vergoeden terecht waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 24 november 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet en de relevante bepalingen. Appellant betwistte de juistheid van het teruggevorderde bedrag en de weigering van kostenvergoeding. De Raad heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de terugvordering correct was, evenals de beslissing om geen kosten te vergoeden.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig om proceskosten te vergoeden, aangezien de terugvordering niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met T. Hoogenboom als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2005.