ECLI:NL:CRVB:2005:AS4571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening van een WW-uitkering en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering aan appellant. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 27 november 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De herziening van de WW-uitkering is ingevoerd met de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die op 1 januari 2002 in werking trad. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) trad in dit geding in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant had zijn hoger beroep ingesteld op basis van de gronden die eerder bij de rechtbank waren aangevoerd.
Tijdens de zitting op 24 november 2004 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door drs. G.A. Tellinga. De Raad overweegt dat de rechtbank de stellingen van appellant op juiste gronden heeft verworpen. Appellant had in zijn hoger beroepschrift verzocht om vernietiging van de aangevallen uitspraak, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het beroep ongegrond was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in aanwezigheid van griffier L. Karssenberg, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2005.