ECLI:NL:CRVB:2005:AS4571

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/6530 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering

In deze zaak gaat het om de herziening van een WW-uitkering en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering aan appellant. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 27 november 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De herziening van de WW-uitkering is ingevoerd met de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die op 1 januari 2002 in werking trad. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) trad in dit geding in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant had zijn hoger beroep ingesteld op basis van de gronden die eerder bij de rechtbank waren aangevoerd.

Tijdens de zitting op 24 november 2004 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door drs. G.A. Tellinga. De Raad overweegt dat de rechtbank de stellingen van appellant op juiste gronden heeft verworpen. Appellant had in zijn hoger beroepschrift verzocht om vernietiging van de aangevallen uitspraak, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het beroep ongegrond was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in aanwezigheid van griffier L. Karssenberg, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2005.

Uitspraak

02/6530 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van l januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant is op de daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 27 november 2002, nr. 02/1025 WW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft gedaagde een nader stuk ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 24 november 2004, waar van de zijde van appellant, met bericht, niemand is verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. G.A. Tellinga, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. Naar aanleiding van de resultaten van een fraude-onderzoek heeft gedaagde bij besluit van 16 november 2001 beslist om de appellant met ingang van 1 september 1997 toegekende WW-uitkering met terugwerkende kracht te herzien tot 6 oktober 1997. Bij besluit van 17 november 2001 heeft gedaagde van appellant een bedrag van f. 78.943,18 (€ 35.822,85) teruggevorderd wegens onverschuldigd betaalde WW-uitkering over de
periode van 6 oktober 1997 tot en met 4 maart 2001. Bij het bestreden besluit van 17 september 2002 heeft gedaagde de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 16 en 17 november 2001 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. De Raad overweegt de volgende.
4.1. In het hoger beroepschrift heeft appellant de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen. Voor de gronden heeft hij volstaan met te verwijzen naar het bij de rechtbank ingediende beroepschrift.
4.2. De Raad is van oordeel dat de rechtbank de stellingen vervat in dat beroepschrift op juiste gronden en terecht heeft verworpen. De Raad onderschrijft dan ook volledig hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen.
4.3. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2005.
(get.) T. Hoogenboom
(get.) L. Karssenberg